Opdracht 7: Ethologie of te wel gedragsbiologie

De geschiedenis

Onderzoek aan gedrag van dieren is altijd een onderdeel geweest van biologie.

Maar pas in de 19e eeuw werd het woord ethologie geïntroduceerd door de Franse zoöloog Isidore Geoffroy Saint-Hilaire. Het ethologisch onderzoek komt goed op gang rond 1950 met het onderzoek van de Duitser Karl von Frisch (onder andere aan bijen - de bijendans), de Oostenrijker Konrad Lorenz (onder andere aan pasgeboren ganzen - inprenting) en de Nederlander Niko Tinbergen (onder andere aan graafwespen). In 1973 kregen zij gezamenlijk de Nobelprijs voor hun werk.

Gedrag kan omschreven worden als het systeem waarmee dieren (dus ook mensen) uitgerust zijn om veranderingen in de omgeving op te meten en hierop gepast te reageren door zich aan te passen aan de gewijzigde situatie. Het is een actie die ontstaat als reactie op een prikkel uit de omgeving (interactie).

De waarneming van gedrag moet zeer zorgvuldig en objectief geschieden; in de beschrijving mag geen uitleg van het gedrag zitten en antropomorfe termen mogen niet gebruikt worden. Voorbeeld: goed is "de hond gromt en ontbloot zijn tanden". Fout is: "de hond is boos". De eerste zin geeft een beschrijving; de tweede zin geeft een uitleg, waarvan je niet weet of het een juiste is, bovendien kunnen mensen niet weten wat een hond voelt of ervaart. Objectief, niet subjectief.

Gedrag is opgebouwd uit gedragselementen; een gedragselement is een afzonderlijke handeling. Een ethogram is de gehele verzameling aan handelingen van een dier. Een protocol is een opsomming van alle handelingen die een dier tijdens een observatieperiode heeft uitgevoerd, met tijdsaanduiding. Met behulp van protocollen wordt het gedrag van het dier meetbaar gemaakt.

Met een FAP (Fixed Action Pattern - vast gedragspatroon) wordt een serie handelingen beschreven die bij elkaar horen.

Bron: Wikipedia

Opdracht 1

  • Onderzoek het gedrag van de dieren op school. Het gaat hierbij om 2 delen; het natuurlijk gedrag en het stereotype (niet-natuurlijke) gedrag
  • Je gaat (en dat mag samen) 6 onderwerpen onderzoeken;
    • het eetgedrag
    • het voortplantingsgedrag
    • het voedselzoekgedrag
    • het vluchtgedrag
    • het verdedigingsgedrag
    • het abnormale/stereotype gedrag
  • Zet alle gegevens netjes in een schema in Word

 

Opdracht 2

  • Observeer een dier
  • Kies een dier uit het lokaal
  • Ga met een pen en schrijfblaadje naar het dier
  • Bekijk en noteer voor 5 minuten wat het dier allemaal doet
  • Noteer alles wat je ziet, dus niet wat je denkt dat het is
  • Werk je observatie netjes uit op de computer
  • Sla het op en print het uit voor in je mapje

De materialen

  • Word
  • Internet

Het stappenplan

  • Noteer welke dieren aanwezig zijn op school
  • Geef je onderzoek een titel
  • Maak het schema (tabellen) in Word
  • Zet in het allereerste vakje en het vakje daaronder een kruis. Deze doen niet mee
  • Zet in de eerste kolom de onderwerpen waarop je gaat onderzoeken
  • Zet in de eerste rij de dieren, die op school zijn
  • Zorg voor een plaatje van elk dier
  • Vergeet tussendoor en op het eind niet op te slaan